Ondanks vreselijke situaties in het Jappenkamp is John Wijngaards de Japanners niet stuk voor stuk gaan haten. Een spirituele ervaring hielp hem daarbij.
John Wijngaards, Nederlands Dagblad, dinsdag 23 augustus 2022
In de maand augustus denk ik altijd aan de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog in 1945. Het doet me goed dat dit jaar de slachtoffers van de oorlog in het oosten beter herdacht werden. Japan capituleerde op 15 augustus, maar het nieuws over deze bevrijdende gebeurtenis bereikte ons, gevangenen van Kamp 6 Ambarawa in toenmalig Nederlands-Indië, pas twee weken later. Ik schrijf mijn herinneringen hieronder op met vrede en verzoening op het oog. Alleen vrede en verzoening kunnen oorlogen op de lange termijn voorkomen.
De capitulatie van Japan redde mijn leven. Het gebeurde op het nippertje. Ik was tien jaar oud. Met mijn moeder en drie broers had ik vier jaar van blijvende hongersnood doorstaan, terwijl mijn vader, zonder dat wij het wisten, naar Thailand was verscheept om te werken aan de beruchte spoorweg naar Birma. Overal om ons heen stierven mensen. Zelf had ik last van ernstige bloedige dysenterie. Als de oorlog nog een maand langer had geduurd, zou ik het niet overleefd hebben, zoals de kampdokter later aan mijn moeder toevertrouwde.
Onze Japanse en Koreaanse bewakers behandelden ons met wreedheid. Geen verrassing misschien, aangezien ze met een handjevol duizenden vrouwen en kinderen in toom moest houden. Het was een formule die veel krijgsgevangenen ertoe bracht de Japanners voor altijd te haten, stuk voor stuk. Aan dat lot ben ik ontsnapt door een aantal spirituele ervaringen waarvan ik er één wil delen.
Communie
Het gebeurde een jaar eerder in het Mangubumen Kamp, Surakarta. Bij wijze van concessie mocht een priester uit een nabijgelegen mannenkamp twee keer per jaar de mis voor katholieken opdragen. Ik had de eerste communie ontvangen net voordat we in gevangenschap werden gedreven en de eucharistie betekende ook toen al veel voor mij.
Stel je de grote menigte van ons voor onder hoge Tjemara-bomen naast de stinkende vuilnisbelt van het kamp. Tegenover ons stond de ruwe houten tafel die als altaar diende. De priester reciteerde zijn gebeden in het Latijn. Naast het altaar, gezeten op een comfortabele stoel, zat kolonel Sakai, onze kampcommandant, zijn samoeraizwaard duidelijk zichtbaar.
Er ging een bel. Het hoogtepunt van de mis, consecratie. We knielden allemaal neer. Ik keek naar onze Japanse onderdrukker. Tot mijn grote verbazing stond hij op uit zijn stoel en ook hij knielde neer. Hij boog naar voren, hoofd op de grond. Zijn glinsterende zwaard lag plat in het stof naast hem.
Deze zelfde man had slechts een paar weken eerder alle trekken van ongebreidelde woede vertoond. Het hele kamp was opgeroepen naar het kampplein om staande in de middagzon naar een van zijn toespraken te luisteren. De Nederlandse tolk, die naast hem stond, maakte een fout. Hij gaf haar een klap op het gezicht en ze sloeg terug. Dit was natuurlijk een onvergeeflijke overtreding: het mannelijke embleem van keizerlijk gezag werd in het openbaar vernederd door een vrouw van een verslagen volk!
Afkeer van geweld
De scène die volgde tart elke beschrijving. Hij maakte zijn riem los en sloeg haar keer op keer. Ze zonk op de grond, bewusteloos. Hij beval een emmer water over haar heen te gieten. Toen ze strompelend overeind kwam, ranselde hij haar opnieuw tot ze in elkaar zakte, dit keer voorgoed. Terwijl het pak slaag aan de gang was, schreeuwden, gilden, huilden wij – terwijl soldaten rechts en links hun geweren op ons richtten. Ik herinner me dat ik over mijn hele lichaam beefde van angst en woede. Het drukte op mijn bewustzijn een afkeer van geweld die me nooit heeft verlaten.
Dit was dezelfde man die nu met ons samen neerknielde en zijn hoofd boog bij de consecratie. De gebeurtenis heeft me diep geraakt op menselijk en spiritueel vlak op een manier die ik moeilijk onder woorden kan brengen. De paradox van een ‘vrome bruut’ verbaasde me. Op de een of andere manier begreep ik plotseling dat ook Sakai menselijk was, broos, net zo zoekend naar God als wij. Het schiep een band met hem. Onder zijn masker van wreedheid lag een eerbied voor het goddelijke die ik met hem deelde. Hoewel hij een gevaarlijke onderdrukker bleef, had hij zich vernederd voor het mysterie van het universum en zo had hij erkend dat hij een zoeker was die God nodig had.
Wat ik als kind intuïtief waarnam, kan ik nu door onderzoek enigszins rationaliseren. Onze bewakers werden gevormd door hun mannelijke cultuur, door militaire indoctrinatie en onvoorwaardelijke loyaliteit aan de keizer. De bruten die ons terroriseerden, hielden waarschijnlijk teder van hun vrouw en kinderen.
Wandelende paradoxen
Geweld moet vaak met harde hand worden bevochten, zoals onze dagelijkse ervaring bewijst. Onwaarheid moet worden blootgelegd. We mogen geen enkele vorm van onderdrukking tolereren. Maar echte vrede en verzoening tussen mensen kan, denk ik, alleen tot stand komen door individuen te begrijpen zoals ze zijn: mengsels van kwaad en goed. Wat we nodig hebben is empathie, geen zwart-wit-veroordelingen. De pausen die ketters verbrandden, ongelooflijk genoeg, waren ervan overtuigd dat het Gods wil was. Islamitische zelfmoordterroristen, hoewel verschrikkelijk misleid, plegen een genereuze daad van zelfopoffering. De mensen die onze wereld bevolken zijn wandelende paradoxen die, net als wij zelf, moedige lafaards zijn, blinde leraren van gedeeltelijke waarheden, lijdend aan misvattingen en toch aangevuurd door hoge idealen.
Ik heb me vaak afgevraagd of Jezus mensen zo zag. Hij at en dronk met tollenaars, ook al namen ze steekpenningen aan. Hij bewonderde de sluwheid van de onrechtvaardige rentmeester. Hij prees een prostituee omdat zij ‘veel liefde had getoond’.
Dit alles heeft praktische consequenties. Vrede, zowel in de samenleving als in de kerk, begint met begrip voor mensen, zelfs waardering voor onze tegenstanders, openhartig prijzend wat goed in hen is. Zou dit de implicatie kunnen zijn van die schijnbaar onhaalbare uitdaging uit Lucas 7 ‘heb uw vijanden lief, doe goed aan hen die u haten, zegen hen die u vervloeken, bid voor hen die u slecht behandelen’?
THE STORY OF MY LIFE
- » FOREWORD
- » Part One. LEARNING TO SURVIVE
- » origins
- » into gaping jaws
- » from the pincers of death
- » my father
- » my mother
- » my rules for survival
- » Part Two. SUBMIT TO CLERICAL DOGMA — OR THINK FOR MYSELF?
- » seeking love
- » learning to think
- » what kind of priest?
- » training for battle
- » clash of minds
- » lessons on the way to India
- » Part Three (1). INDIA - building 'church'
- » St John's Seminary Hyderabad
- » Andhra Pradesh
- » Jyotirmai – spreading light
- » Indian Liturgy
- » Sisters' Formation in Jeevan Jyothi
- » Helping the poor
- » Part Three (2). INDIA – creating media
- » Amruthavani
- » Background to the Gospels
- » Storytelling
- » Bible translation
- » Film on Christ: Karunamayudu
- » The illustrated life of Christ
- » Part Three (3). INDIA - redeeming 'body'
- » spotting the octopus
- » the challenge
- » screwed up sex guru
- » finding God in a partner?
- » my code for sex and love
- » Part Four. MILL HILL SOCIETY
- » My job at Mill Hill
- » The future of missionary societies
- » Recruitment and Formation
- » Returned Missionaries
- » Brothers and Associates
- » Part Five. HOUSETOP LONDON
- » Planning my work
- » Teaching teaching
- » Pakistan
- » Biblical Spirituality
- » Searching God in our modern world
- » ARK2 Christian Television
- » Part Five (2) New Religious Movements
- » Sects & Cults
- » Wisdom from the East?
- » Masters of Deception
- » Part Five (3). VIDEO COURSES
- » Faith formation through video
- » Our Spirituality Courses
- » Walking on Water
- » My Galilee My People
- » Together in My Name
- » I Have No Favourites
- » How to Make Sense of God
- » Part Six (1). RESIGNATION
- » Publicity
- » Preamble
- » Reaction in India
- » Mill Hill responses
- » The Vatican
- » Part 6 (2). JACKIE
- » childhood
- » youth and studies
- » finding God
- » Mission in India
- » Housetop apostolate
- » poetry
- » our marriage